Noble Quran » Nederlands » Sorah Al-Ma'arij (The Ways of Ascent )
Choose the reader
Nederlands
Sorah Al-Ma'arij (The Ways of Ascent ) - Verses Number 44
لِّلْكَافِرِينَ لَيْسَ لَهُ دَافِعٌ ( 2 )
Over de ongeloovigen. Er zal niemand wezen, die verhinderen kan.
تَعْرُجُ الْمَلَائِكَةُ وَالرُّوحُ إِلَيْهِ فِي يَوْمٍ كَانَ مِقْدَارُهُ خَمْسِينَ أَلْفَ سَنَةٍ ( 4 )
Langs welke de engelen tot hem opstijgen in een dag, wiens uitgebreidheid vijftig duizend jaren bedraagt.
فَاصْبِرْ صَبْرًا جَمِيلًا ( 5 )
Daarom, verdraagt de beleedigingen van de bewoners van Mekka met lofwaardig geduld.
يَوْمَ تَكُونُ السَّمَاءُ كَالْمُهْلِ ( 8 )
Op een zekeren dag zal de hemel als gesmolten koper worden.
وَتَكُونُ الْجِبَالُ كَالْعِهْنِ ( 9 )
En de bergen gelijk wol van verschillende kleuren, door den wind uiteengedreven.
يُبَصَّرُونَهُمْ ۚ يَوَدُّ الْمُجْرِمُ لَوْ يَفْتَدِي مِنْ عَذَابِ يَوْمِئِذٍ بِبَنِيهِ ( 11 )
Hoewel zij elkander zien. De zondaar zal trachten, zich van de straf van dien dag los te koopen, door zijne kinderen op te offeren
وَمَن فِي الْأَرْضِ جَمِيعًا ثُمَّ يُنجِيهِ ( 14 )
En allen die op aarde zijn. Hij zal begeeren daardoor gered te worden.
تَدْعُو مَنْ أَدْبَرَ وَتَوَلَّىٰ ( 17 )
Zal iederen persoon opeischen, die zijn rug zal hebben toegewend, en het geloof ontvlucht is.
وَالَّذِينَ فِي أَمْوَالِهِمْ حَقٌّ مَّعْلُومٌ ( 24 )
En zij, die gereed zijn, een zeker voegzaam deel van hunne bezittingen te geven.
لِّلسَّائِلِ وَالْمَحْرُومِ ( 25 )
Aan hem die vraagt, en aan hem, die door schaamte teruggehouden wordt te vragen.
وَالَّذِينَ يُصَدِّقُونَ بِيَوْمِ الدِّينِ ( 26 )
Zij, die oprecht in den dag des oordeels gelooven,
إِنَّ عَذَابَ رَبِّهِمْ غَيْرُ مَأْمُونٍ ( 28 )
(Want niemand is beveiligd tegen de straf van zijnen Heer).
إِلَّا عَلَىٰ أَزْوَاجِهِمْ أَوْ مَا مَلَكَتْ أَيْمَانُهُمْ فَإِنَّهُمْ غَيْرُ مَلُومِينَ ( 30 )
En die geen gemeenschap hebben met andere vrouwen dan met de hunne, of de slavinnen, die door hunne rechterhanden worden bezeten; want zij zijn zonder blaam.
فَمَنِ ابْتَغَىٰ وَرَاءَ ذَٰلِكَ فَأُولَٰئِكَ هُمُ الْعَادُونَ ( 31 )
Maar zij, die gemeenschap met andere vrouwen buiten deze hebben, zijn zondaren.
وَالَّذِينَ هُمْ لِأَمَانَاتِهِمْ وَعَهْدِهِمْ رَاعُونَ ( 32 )
Zij, die wat hun werd toevertrouwd en hun verbond getrouw bewaren.
وَالَّذِينَ هُمْ عَلَىٰ صَلَاتِهِمْ يُحَافِظُونَ ( 34 )
En die de vereischte voorschriften bij hunne gebeden nauwkeurig in acht nemen.
أُولَٰئِكَ فِي جَنَّاتٍ مُّكْرَمُونَ ( 35 )
Deze zullen hooggeëerd zijn, en te midden van tuinen wonen.
فَمَالِ الَّذِينَ كَفَرُوا قِبَلَكَ مُهْطِعِينَ ( 36 )
Wat scheelt de ongeloovigen, dat zij voor u uitgaan
أَيَطْمَعُ كُلُّ امْرِئٍ مِّنْهُمْ أَن يُدْخَلَ جَنَّةَ نَعِيمٍ ( 38 )
Wenscht een hunner den tuin des genots binnen te gaan?
كَلَّا ۖ إِنَّا خَلَقْنَاهُم مِّمَّا يَعْلَمُونَ ( 39 )
Volstrekt niet.--Waarlijk, wij hebben hen geschapen, van datgene wat zij kennen.
فَلَا أُقْسِمُ بِرَبِّ الْمَشَارِقِ وَالْمَغَارِبِ إِنَّا لَقَادِرُونَ ( 40 )
Ik zweer bij den Heer van het Oosten en het Westen, dat wij in staat zijn.
عَلَىٰ أَن نُّبَدِّلَ خَيْرًا مِّنْهُمْ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ ( 41 )
(Hen te verdelgen en) een beter volk voor hen in de plaats te stellen; en niemand kan het verhinderen, indien het ons behaagt dit te doen.
فَذَرْهُمْ يَخُوضُوا وَيَلْعَبُوا حَتَّىٰ يُلَاقُوا يَوْمَهُمُ الَّذِي يُوعَدُونَ ( 42 )
Daarom, laat hen in ijdele gesprekken waden, en in vermaken genot zoeken, tot zij den dag ontmoeten, waarmede zij bedreigd zijn.