Noble Quran » Nederlands » Sorah Al-Qiyamah ( The Resurrection )
Choose the reader
Nederlands
Sorah Al-Qiyamah ( The Resurrection ) - Verses Number 40
أَيَحْسَبُ الْإِنسَانُ أَلَّن نَّجْمَعَ عِظَامَهُ ( 3 )
Denkt de mensch, dat wij zijne beenderen niet bij elkander zullen verzamelen?
بَلَىٰ قَادِرِينَ عَلَىٰ أَن نُّسَوِّيَ بَنَانَهُ ( 4 )
Ja, wij zijn in staat de kleinste beenderen zijner vingers bijeen te brengen.
بَلْ يُرِيدُ الْإِنسَانُ لِيَفْجُرَ أَمَامَهُ ( 5 )
Maar de mensch verkiest zondig te zijn (te loochenen) den tijd die vóór hem is.
يَقُولُ الْإِنسَانُ يَوْمَئِذٍ أَيْنَ الْمَفَرُّ ( 10 )
Op dien dag zal de mensch zeggen: Waar is een toevluchtsoord?
إِلَىٰ رَبِّكَ يَوْمَئِذٍ الْمُسْتَقَرُّ ( 12 )
Op dien dag zal de veilige rustplaats met uwen Heer zijn.
يُنَبَّأُ الْإِنسَانُ يَوْمَئِذٍ بِمَا قَدَّمَ وَأَخَّرَ ( 13 )
Op dien dag zal de mensch vernemen, wat hij het eerste en het laatste heeft gedaan.
بَلِ الْإِنسَانُ عَلَىٰ نَفْسِهِ بَصِيرَةٌ ( 14 )
Ja, de mensch zal getuigenis tegen zich zelven afleggen.
وَلَوْ أَلْقَىٰ مَعَاذِيرَهُ ( 15 )
En hoewel hij zijne verontschuldigingen aanbiedt, zullen zij niet worden aangenomen.
لَا تُحَرِّكْ بِهِ لِسَانَكَ لِتَعْجَلَ بِهِ ( 16 )
Beweeg uwe tong niet (o Mahomet!) door (de openbaringen te herhalen, u door Gabriël gebracht, alvorens hij die geëindigd zal hebben), opdat gij haar spoedig in het geheugen zoudt prenten.
إِنَّ عَلَيْنَا جَمْعَهُ وَقُرْآنَهُ ( 17 )
Want het verzamelen van den Koran in uw geheugen, en u de ware lezing daarvan te leeren, komen ons toe.
فَإِذَا قَرَأْنَاهُ فَاتَّبِعْ قُرْآنَهُ ( 18 )
Maar als wij u dien door de tong van den engel zullen hebben voorgelezen, volg dan de lezing daarvan.
كَلَّا بَلْ تُحِبُّونَ الْعَاجِلَةَ ( 20 )
Gij zult volstrekt zoo haastig niet zijn voor de toekomst. Maar gij menschen bemint datgene, wat haastig voorbijgaat (het wereldsche).
وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ نَّاضِرَةٌ ( 22 )
Op dien dag zullen er aangezichten zijn, die met een levendigen glans zullen schitteren.
تَظُنُّ أَن يُفْعَلَ بِهَا فَاقِرَةٌ ( 25 )
Zij zullen denken, dat er eene verpletterende ramp over hen zal worden gebracht.
كَلَّا إِذَا بَلَغَتِ التَّرَاقِيَ ( 26 )
Zekerlijk. Als de ziel van den mensch (in zijn doodstrijd) tot zijne keel zal opstijgen.
وَقِيلَ مَنْ ۜ رَاقٍ ( 27 )
Als de omstanders zullen zeggen: Wie brengt een toovermiddel om hem te doen herstellen?
وَظَنَّ أَنَّهُ الْفِرَاقُ ( 28 )
Denkende, dat het oogenblik van zijn vertrek uit deze wereld is gekomen.
وَلَٰكِن كَذَّبَ وَتَوَلَّىٰ ( 32 )
Maar hij beschuldigde Gods profeet van bedrog, en wendde zich af, in plaats van hem te gehoorzamen.
ثُمَّ ذَهَبَ إِلَىٰ أَهْلِهِ يَتَمَطَّىٰ ( 33 )
Daarop ging hij tot zijn gezin terug, met hoogmoed wandelende.
أَيَحْسَبُ الْإِنسَانُ أَن يُتْرَكَ سُدًى ( 36 )
Denkt de mensch, dat hij geheel vrijgelaten zal worden, (zonder toezicht)?
أَلَمْ يَكُ نُطْفَةً مِّن مَّنِيٍّ يُمْنَىٰ ( 37 )
Was hij niet eerst een droppel zaad, die zich gemakkelijk verliest?
ثُمَّ كَانَ عَلَقَةً فَخَلَقَ فَسَوَّىٰ ( 38 )
Later was hij een weinig gestold bloed; en God vormde hem in eene juiste evenredigheid.